Lidwoord voor krankzinnigengesticht
1
het krankzinnigengesticht o
aanwijzend voornaamwoord
dit krankzinnigengesticht, dat krankzinnigengesticht
dichtbij dit krankzinnigengesticht
verder weg dat krankzinnigengesticht
betrekkelijk voornaamwoord
het krankzinnigengesticht dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun krankzinnigengesticht
onbepaald voornaamwoord
elk krankzinnigengesticht
buigings-e
het grote krankzinnigengesticht, een groot krankzinnigengesticht