Lidwoord voor kurk
1
het/de kurk o+m
weefsel
aanwijzend voornaamwoord
dit kurk, dat kurk
dichtbij dit kurk
verder weg dat kurk
betrekkelijk voornaamwoord
het kurk dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun kurk
onbepaald voornaamwoord
elk kurk
buigings-e
het grote kurk, een groot kurk
aanwijzend voornaamwoord
deze kurk, die kurk
dichtbij deze kurk
verder weg die kurk
betrekkelijk voornaamwoord
de kurk die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun kurk
onbepaald voornaamwoord
elke kurk
buigings-e
de grote kurk, een grote kurk
2
de kurk v(m)
drijver, stop
aanwijzend voornaamwoord
deze kurk, die kurk
dichtbij deze kurk
verder weg die kurk
betrekkelijk voornaamwoord
de kurk die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun kurk
onbepaald voornaamwoord
elke kurk
buigings-e
de grote kurk, een grote kurk