Lidwoord voor laagland
1
het laagland o
aanwijzend voornaamwoord
dit laagland, dat laagland
dichtbij dit laagland
verder weg dat laagland
betrekkelijk voornaamwoord
het laagland dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun laagland
onbepaald voornaamwoord
elk laagland
buigings-e
het grote laagland, een groot laagland