Lidwoord voor lach
1
de lach m
aanwijzend voornaamwoord
deze lach, die lach
dichtbij deze lach
verder weg die lach
betrekkelijk voornaamwoord
de lach die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun lach
onbepaald voornaamwoord
elke lach
buigings-e
de grote lach, een grote lach