Lidwoord voor law
1
het law o
aanwijzend voornaamwoord
dit law, dat law
dichtbij dit law
verder weg dat law
betrekkelijk voornaamwoord
het law dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun law
onbepaald voornaamwoord
elk law
buigings-e
het grote law, een groot law