Lidwoord voor maandsalaris
1
het maandsalaris o
aanwijzend voornaamwoord
dit maandsalaris, dat maandsalaris
dichtbij dit maandsalaris
verder weg dat maandsalaris
betrekkelijk voornaamwoord
het maandsalaris dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun maandsalaris
onbepaald voornaamwoord
elk maandsalaris
buigings-e
het grote maandsalaris, een groot maandsalaris