Lidwoord voor mensenhand
1
de mensenhand v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze mensenhand, die mensenhand
dichtbij deze mensenhand
verder weg die mensenhand
betrekkelijk voornaamwoord
de mensenhand die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun mensenhand
onbepaald voornaamwoord
elke mensenhand
buigings-e
de grote mensenhand, een grote mensenhand