Lidwoord voor molecuul
1
het/de molecuul o+v(m)
aanwijzend voornaamwoord
dit molecuul, dat molecuul
dichtbij dit molecuul
verder weg dat molecuul
betrekkelijk voornaamwoord
het molecuul dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun molecuul
onbepaald voornaamwoord
elk molecuul
buigings-e
het grote molecuul, een groot molecuul
aanwijzend voornaamwoord
deze molecuul, die molecuul
dichtbij deze molecuul
verder weg die molecuul
betrekkelijk voornaamwoord
de molecuul die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun molecuul
onbepaald voornaamwoord
elke molecuul
buigings-e
de grote molecuul, een grote molecuul