Lidwoord voor motel
1
het motel o
aanwijzend voornaamwoord
dit motel, dat motel
dichtbij dit motel
verder weg dat motel
betrekkelijk voornaamwoord
het motel dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun motel
onbepaald voornaamwoord
elk motel
buigings-e
het grote motel, een groot motel