Lidwoord voor mozaïek
1
het/de mozaïek o+v(m)
aanwijzend voornaamwoord
dit mozaïek, dat mozaïek
dichtbij dit mozaïek
verder weg dat mozaïek
betrekkelijk voornaamwoord
het mozaïek dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun mozaïek
onbepaald voornaamwoord
elk mozaïek
buigings-e
het grote mozaïek, een groot mozaïek
aanwijzend voornaamwoord
deze mozaïek, die mozaïek
dichtbij deze mozaïek
verder weg die mozaïek
betrekkelijk voornaamwoord
de mozaïek die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun mozaïek
onbepaald voornaamwoord
elke mozaïek
buigings-e
de grote mozaïek, een grote mozaïek