Lidwoord voor nachtbus
1
de nachtbus m
aanwijzend voornaamwoord
deze nachtbus, die nachtbus
dichtbij deze nachtbus
verder weg die nachtbus
betrekkelijk voornaamwoord
de nachtbus die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun nachtbus
onbepaald voornaamwoord
elke nachtbus
buigings-e
de grote nachtbus, een grote nachtbus