Lidwoord voor netto-inkomen

1

het netto-inkomen o

aanwijzend voornaamwoord
dit netto-inkomen, dat netto-inkomen

dichtbij dit netto-inkomen

verder weg dat netto-inkomen

betrekkelijk voornaamwoord
het netto-inkomen dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun netto-inkomen
onbepaald voornaamwoord
elk netto-inkomen
buigings-e
het grote netto-inkomen, een groot netto-inkomen

Woorden die lijken op netto-inkomen