Lidwoord voor neurotransmitter
1
de neurotransmitter m
aanwijzend voornaamwoord
deze neurotransmitter, die neurotransmitter
dichtbij deze neurotransmitter
verder weg die neurotransmitter
betrekkelijk voornaamwoord
de neurotransmitter die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun neurotransmitter
onbepaald voornaamwoord
elke neurotransmitter
buigings-e
de grote neurotransmitter, een grote neurotransmitter