Lidwoord voor notulist
1
de notulist m
aanwijzend voornaamwoord
deze notulist, die notulist
dichtbij deze notulist
verder weg die notulist
betrekkelijk voornaamwoord
de notulist die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun notulist
onbepaald voornaamwoord
elke notulist
buigings-e
de grote notulist, een grote notulist