Lidwoord voor onderricht
1
het onderricht o
aanwijzend voornaamwoord
dit onderricht, dat onderricht
dichtbij dit onderricht
verder weg dat onderricht
betrekkelijk voornaamwoord
het onderricht dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun onderricht
onbepaald voornaamwoord
elk onderricht
buigings-e
het grote onderricht, een groot onderricht