Lidwoord voor opwarmertje
1
het opwarmertje o
aanwijzend voornaamwoord
dit opwarmertje, dat opwarmertje
dichtbij dit opwarmertje
verder weg dat opwarmertje
betrekkelijk voornaamwoord
het opwarmertje dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun opwarmertje
onbepaald voornaamwoord
elk opwarmertje
buigings-e
het grote opwarmertje, een groot opwarmertje