Lidwoord voor pantser
1
het pantser o
aanwijzend voornaamwoord
dit pantser, dat pantser
dichtbij dit pantser
verder weg dat pantser
betrekkelijk voornaamwoord
het pantser dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun pantser
onbepaald voornaamwoord
elk pantser
buigings-e
het grote pantser, een groot pantser