Lidwoord voor paspoorthuwelijk
1
het paspoorthuwelijk o
aanwijzend voornaamwoord
dit paspoorthuwelijk, dat paspoorthuwelijk
dichtbij dit paspoorthuwelijk
verder weg dat paspoorthuwelijk
betrekkelijk voornaamwoord
het paspoorthuwelijk dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun paspoorthuwelijk
onbepaald voornaamwoord
elk paspoorthuwelijk
buigings-e
het grote paspoorthuwelijk, een groot paspoorthuwelijk