Lidwoord voor password
1
het password o
aanwijzend voornaamwoord
dit password, dat password
dichtbij dit password
verder weg dat password
betrekkelijk voornaamwoord
het password dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun password
onbepaald voornaamwoord
elk password
buigings-e
het grote password, een groot password