Lidwoord voor periodiek

1

het/de periodiek o+v

aanwijzend voornaamwoord
dit periodiek, dat periodiek

dichtbij dit periodiek

verder weg dat periodiek

betrekkelijk voornaamwoord
het periodiek dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun periodiek
onbepaald voornaamwoord
elk periodiek
buigings-e
het grote periodiek, een groot periodiek

aanwijzend voornaamwoord
deze periodiek, die periodiek

dichtbij deze periodiek

verder weg die periodiek

betrekkelijk voornaamwoord
de periodiek die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun periodiek
onbepaald voornaamwoord
elke periodiek
buigings-e
de grote periodiek, een grote periodiek

Woorden die lijken op periodiek