Lidwoord voor record
1
het record o
prestatie
aanwijzend voornaamwoord
dit record, dat record
dichtbij dit record
verder weg dat record
betrekkelijk voornaamwoord
het record dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun record
onbepaald voornaamwoord
elk record
buigings-e
het grote record, een groot record
2
de record v(m)
hoeveelheid
aanwijzend voornaamwoord
deze record, die record
dichtbij deze record
verder weg die record
betrekkelijk voornaamwoord
de record die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun record
onbepaald voornaamwoord
elke record
buigings-e
de grote record, een grote record