Lidwoord voor sabbatsjaar
1
het sabbatsjaar o
aanwijzend voornaamwoord
dit sabbatsjaar, dat sabbatsjaar
dichtbij dit sabbatsjaar
verder weg dat sabbatsjaar
betrekkelijk voornaamwoord
het sabbatsjaar dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun sabbatsjaar
onbepaald voornaamwoord
elk sabbatsjaar
buigings-e
het grote sabbatsjaar, een groot sabbatsjaar