Lidwoord voor schijthuis
1
het schijthuis o
toilet
aanwijzend voornaamwoord
dit schijthuis, dat schijthuis
dichtbij dit schijthuis
verder weg dat schijthuis
betrekkelijk voornaamwoord
het schijthuis dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun schijthuis
onbepaald voornaamwoord
elk schijthuis
buigings-e
het grote schijthuis, een groot schijthuis
2
de schijthuis v(m)
lafaard
aanwijzend voornaamwoord
deze schijthuis, die schijthuis
dichtbij deze schijthuis
verder weg die schijthuis
betrekkelijk voornaamwoord
de schijthuis die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun schijthuis
onbepaald voornaamwoord
elke schijthuis
buigings-e
de grote schijthuis, een grote schijthuis