Lidwoord voor schim

1

de schim v(m)

aanwijzend voornaamwoord
deze schim, die schim

dichtbij deze schim

verder weg die schim

betrekkelijk voornaamwoord
de schim die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun schim
onbepaald voornaamwoord
elke schim
buigings-e
de grote schim, een grote schim

Woorden die lijken op schim