Lidwoord voor schoensmeer
1
het/de schoensmeer o+m
aanwijzend voornaamwoord
dit schoensmeer, dat schoensmeer
dichtbij dit schoensmeer
verder weg dat schoensmeer
betrekkelijk voornaamwoord
het schoensmeer dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun schoensmeer
onbepaald voornaamwoord
elk schoensmeer
buigings-e
het grote schoensmeer, een groot schoensmeer
aanwijzend voornaamwoord
deze schoensmeer, die schoensmeer
dichtbij deze schoensmeer
verder weg die schoensmeer
betrekkelijk voornaamwoord
de schoensmeer die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun schoensmeer
onbepaald voornaamwoord
elke schoensmeer
buigings-e
de grote schoensmeer, een grote schoensmeer