Lidwoord voor sightseeing

1

het/de sightseeing o+v(m)

aanwijzend voornaamwoord
dit sightseeing, dat sightseeing

dichtbij dit sightseeing

verder weg dat sightseeing

betrekkelijk voornaamwoord
het sightseeing dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun sightseeing
onbepaald voornaamwoord
elk sightseeing
buigings-e
het grote sightseeing, een groot sightseeing

aanwijzend voornaamwoord
deze sightseeing, die sightseeing

dichtbij deze sightseeing

verder weg die sightseeing

betrekkelijk voornaamwoord
de sightseeing die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun sightseeing
onbepaald voornaamwoord
elke sightseeing
buigings-e
de grote sightseeing, een grote sightseeing

Woorden die lijken op sightseeing