Lidwoord voor slaapmuts
1
de slaapmuts v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze slaapmuts, die slaapmuts
dichtbij deze slaapmuts
verder weg die slaapmuts
betrekkelijk voornaamwoord
de slaapmuts die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun slaapmuts
onbepaald voornaamwoord
elke slaapmuts
buigings-e
de grote slaapmuts, een grote slaapmuts