Lidwoord voor speerpunt
1
de speerpunt m
punt
aanwijzend voornaamwoord
deze speerpunt, die speerpunt
dichtbij deze speerpunt
verder weg die speerpunt
betrekkelijk voornaamwoord
de speerpunt die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun speerpunt
onbepaald voornaamwoord
elke speerpunt
buigings-e
de grote speerpunt, een grote speerpunt
2
het/de speerpunt o+m
onderdeel
aanwijzend voornaamwoord
dit speerpunt, dat speerpunt
dichtbij dit speerpunt
verder weg dat speerpunt
betrekkelijk voornaamwoord
het speerpunt dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun speerpunt
onbepaald voornaamwoord
elk speerpunt
buigings-e
het grote speerpunt, een groot speerpunt
aanwijzend voornaamwoord
deze speerpunt, die speerpunt
dichtbij deze speerpunt
verder weg die speerpunt
betrekkelijk voornaamwoord
de speerpunt die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun speerpunt
onbepaald voornaamwoord
elke speerpunt
buigings-e
de grote speerpunt, een grote speerpunt