Lidwoord voor spraakgebrek

1

het spraakgebrek o

aanwijzend voornaamwoord
dit spraakgebrek, dat spraakgebrek

dichtbij dit spraakgebrek

verder weg dat spraakgebrek

betrekkelijk voornaamwoord
het spraakgebrek dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun spraakgebrek
onbepaald voornaamwoord
elk spraakgebrek
buigings-e
het grote spraakgebrek, een groot spraakgebrek

Woorden die lijken op spraakgebrek