Lidwoord voor startverbod
1
het startverbod o
aanwijzend voornaamwoord
dit startverbod, dat startverbod
dichtbij dit startverbod
verder weg dat startverbod
betrekkelijk voornaamwoord
het startverbod dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun startverbod
onbepaald voornaamwoord
elk startverbod
buigings-e
het grote startverbod, een groot startverbod