Lidwoord voor studentenhuis
1
het studentenhuis o
aanwijzend voornaamwoord
dit studentenhuis, dat studentenhuis
dichtbij dit studentenhuis
verder weg dat studentenhuis
betrekkelijk voornaamwoord
het studentenhuis dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun studentenhuis
onbepaald voornaamwoord
elk studentenhuis
buigings-e
het grote studentenhuis, een groot studentenhuis