Lidwoord voor tandarts
1
de tandarts m
aanwijzend voornaamwoord
deze tandarts, die tandarts
dichtbij deze tandarts
verder weg die tandarts
betrekkelijk voornaamwoord
de tandarts die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun tandarts
onbepaald voornaamwoord
elke tandarts
buigings-e
de grote tandarts, een grote tandarts