Lidwoord voor target
1
het/de target o+v(m)
aanwijzend voornaamwoord
dit target, dat target
dichtbij dit target
verder weg dat target
betrekkelijk voornaamwoord
het target dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun target
onbepaald voornaamwoord
elk target
buigings-e
het grote target, een groot target
aanwijzend voornaamwoord
deze target, die target
dichtbij deze target
verder weg die target
betrekkelijk voornaamwoord
de target die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun target
onbepaald voornaamwoord
elke target
buigings-e
de grote target, een grote target