Lidwoord voor thesaurus
1
de thesaurus m
aanwijzend voornaamwoord
deze thesaurus, die thesaurus
dichtbij deze thesaurus
verder weg die thesaurus
betrekkelijk voornaamwoord
de thesaurus die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun thesaurus
onbepaald voornaamwoord
elke thesaurus
buigings-e
de grote thesaurus, een grote thesaurus