Lidwoord voor thuishaven

1

de thuishaven v(m)

aanwijzend voornaamwoord
deze thuishaven, die thuishaven

dichtbij deze thuishaven

verder weg die thuishaven

betrekkelijk voornaamwoord
de thuishaven die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun thuishaven
onbepaald voornaamwoord
elke thuishaven
buigings-e
de grote thuishaven, een grote thuishaven