Lidwoord voor toeval

1

het toeval o

gebeurtenis
aanwijzend voornaamwoord
dit toeval, dat toeval

dichtbij dit toeval

verder weg dat toeval

betrekkelijk voornaamwoord
het toeval dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun toeval
onbepaald voornaamwoord
elk toeval
buigings-e
het grote toeval, een groot toeval
2

het/de toeval o+m

aanval
aanwijzend voornaamwoord
dit toeval, dat toeval

dichtbij dit toeval

verder weg dat toeval

betrekkelijk voornaamwoord
het toeval dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun toeval
onbepaald voornaamwoord
elk toeval
buigings-e
het grote toeval, een groot toeval

aanwijzend voornaamwoord
deze toeval, die toeval

dichtbij deze toeval

verder weg die toeval

betrekkelijk voornaamwoord
de toeval die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun toeval
onbepaald voornaamwoord
elke toeval
buigings-e
de grote toeval, een grote toeval

Woorden die lijken op toeval