Lidwoord voor transitohandel

1

de transitohandel m

aanwijzend voornaamwoord
deze transitohandel, die transitohandel

dichtbij deze transitohandel

verder weg die transitohandel

betrekkelijk voornaamwoord
de transitohandel die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun transitohandel
onbepaald voornaamwoord
elke transitohandel
buigings-e
de grote transitohandel, een grote transitohandel

Woorden die lijken op transitohandel