Lidwoord voor verkooppunt
1
het verkooppunt o
aanwijzend voornaamwoord
dit verkooppunt, dat verkooppunt
dichtbij dit verkooppunt
verder weg dat verkooppunt
betrekkelijk voornaamwoord
het verkooppunt dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun verkooppunt
onbepaald voornaamwoord
elk verkooppunt
buigings-e
het grote verkooppunt, een groot verkooppunt