Lidwoord voor vliegtuigongeluk

1

het vliegtuigongeluk o

aanwijzend voornaamwoord
dit vliegtuigongeluk, dat vliegtuigongeluk

dichtbij dit vliegtuigongeluk

verder weg dat vliegtuigongeluk

betrekkelijk voornaamwoord
het vliegtuigongeluk dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun vliegtuigongeluk
onbepaald voornaamwoord
elk vliegtuigongeluk
buigings-e
het grote vliegtuigongeluk, een groot vliegtuigongeluk

Woorden die lijken op vliegtuigongeluk