Lidwoord voor vrees
1
de vrees v(m)
aanwijzend voornaamwoord
deze vrees, die vrees
dichtbij deze vrees
verder weg die vrees
betrekkelijk voornaamwoord
de vrees die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun vrees
onbepaald voornaamwoord
elke vrees
buigings-e
de grote vrees, een grote vrees