Lidwoord voor zakenreis

1

de zakenreis v(m)

aanwijzend voornaamwoord
deze zakenreis, die zakenreis

dichtbij deze zakenreis

verder weg die zakenreis

betrekkelijk voornaamwoord
de zakenreis die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun zakenreis
onbepaald voornaamwoord
elke zakenreis
buigings-e
de grote zakenreis, een grote zakenreis

Woorden die lijken op zakenreis