Lidwoord voor zedenmeester
1
de zedenmeester m
aanwijzend voornaamwoord
deze zedenmeester, die zedenmeester
dichtbij deze zedenmeester
verder weg die zedenmeester
betrekkelijk voornaamwoord
de zedenmeester die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun zedenmeester
onbepaald voornaamwoord
elke zedenmeester
buigings-e
de grote zedenmeester, een grote zedenmeester