Lidwoord voor zoenoffer
1
het zoenoffer o
aanwijzend voornaamwoord
dit zoenoffer, dat zoenoffer
dichtbij dit zoenoffer
verder weg dat zoenoffer
betrekkelijk voornaamwoord
het zoenoffer dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun zoenoffer
onbepaald voornaamwoord
elk zoenoffer
buigings-e
het grote zoenoffer, een groot zoenoffer