Lidwoord voor gezinshulp
1
de gezinshulp v(m)
hulp
aanwijzend voornaamwoord
deze gezinshulp, die gezinshulp
dichtbij deze gezinshulp
verder weg die gezinshulp
betrekkelijk voornaamwoord
de gezinshulp die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun gezinshulp
onbepaald voornaamwoord
elke gezinshulp
buigings-e
de grote gezinshulp, een grote gezinshulp
2
de gezinshulp m/v
gezinsverzorgster
aanwijzend voornaamwoord
deze gezinshulp, die gezinshulp
dichtbij deze gezinshulp
verder weg die gezinshulp
betrekkelijk voornaamwoord
de gezinshulp die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun gezinshulp
onbepaald voornaamwoord
elke gezinshulp
buigings-e
de grote gezinshulp, een grote gezinshulp