Lidwoord voor weerlicht
1
het/de weerlicht o+m
aanwijzend voornaamwoord
dit weerlicht, dat weerlicht
dichtbij dit weerlicht
verder weg dat weerlicht
betrekkelijk voornaamwoord
het weerlicht dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun weerlicht
onbepaald voornaamwoord
elk weerlicht
buigings-e
het grote weerlicht, een groot weerlicht
aanwijzend voornaamwoord
deze weerlicht, die weerlicht
dichtbij deze weerlicht
verder weg die weerlicht
betrekkelijk voornaamwoord
de weerlicht die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun weerlicht
onbepaald voornaamwoord
elke weerlicht
buigings-e
de grote weerlicht, een grote weerlicht