Lidwoord voor levenslicht
1
het levenslicht o
aanwijzend voornaamwoord
dit levenslicht, dat levenslicht
dichtbij dit levenslicht
verder weg dat levenslicht
betrekkelijk voornaamwoord
het levenslicht dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun levenslicht
onbepaald voornaamwoord
elk levenslicht
buigings-e
het grote levenslicht, een groot levenslicht