Lidwoord voor aard
1
de aard m
aanwijzend voornaamwoord
deze aard, die aard
dichtbij deze aard
verder weg die aard
betrekkelijk voornaamwoord
de aard die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun aard
onbepaald voornaamwoord
elke aard
buigings-e
de grote aard, een grote aard