Lidwoord voor auditeur
1
de auditeur m
aanwijzend voornaamwoord
deze auditeur, die auditeur
dichtbij deze auditeur
verder weg die auditeur
betrekkelijk voornaamwoord
de auditeur die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun auditeur
onbepaald voornaamwoord
elke auditeur
buigings-e
de grote auditeur, een grote auditeur