Lidwoord voor ausputzer
1
de ausputzer m
aanwijzend voornaamwoord
deze ausputzer, die ausputzer
dichtbij deze ausputzer
verder weg die ausputzer
betrekkelijk voornaamwoord
de ausputzer die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun ausputzer
onbepaald voornaamwoord
elke ausputzer
buigings-e
de grote ausputzer, een grote ausputzer