Lidwoord voor band
1
de band m
muziekgezelschap
aanwijzend voornaamwoord
deze band, die band
dichtbij deze band
verder weg die band
betrekkelijk voornaamwoord
de band die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun band
onbepaald voornaamwoord
elke band
buigings-e
de grote band, een grote band
2
de band m
boekband, bundel, frequentieband, gevoel, magneetband, rand, ring, strook, transportband
aanwijzend voornaamwoord
deze band, die band
dichtbij deze band
verder weg die band
betrekkelijk voornaamwoord
de band die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun band
onbepaald voornaamwoord
elke band
buigings-e
de grote band, een grote band
3
het band o
weefsel
aanwijzend voornaamwoord
dit band, dat band
dichtbij dit band
verder weg dat band
betrekkelijk voornaamwoord
het band dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun band
onbepaald voornaamwoord
elk band
buigings-e
het grote band, een groot band